Bedrijven moeten goed gaan nadenken over wat zij communiceren over hun duurzaamheidsbeleid. De beloftes die zij doen, zijn niet meer vrijblijvend. Dat blijkt nu de Amsterdamse Rechtbank het Vietnamese productiebedrijf Vert, dat abrupt door G-Star aan de kant werd geschoven, gelijk geeft in het eisen van schadevergoeding.
Raamcontract na anderhalf jaar beëindigd
G-star had een raamcontract en een driejarige order voor jassen bij Vert. Na anderhalf jaar, tijdens de Covid-periode, stopte G-Star met de order. Het besloot geen jassen en andere producten af te nemen van deze leverancier, maar elders. Vert was grotendeels afhankelijk van orders van G-Star. Zo had het bedrijf dure machines aangeschaft en moest het medewerkers ontslaan door het terugtrekken van het Nederlandse denim-merk.
Respectvolle relaties met leveranciers
Wat zeer opmerkelijk is, is dat de rechter als argument voor de aansprakelijkheid verwijst naar G-Stars eigen duurzaamheidsbeleid. Dit beleid staat op de website en in hun duurzaamheidsrapport uitvoerig beschreven.
Ook wijst de rechter op de eisen die G-Star zelf stelt aan haar leveranciers. Bijvoorbeeld dat zij zorgen voor goede werkomstandigheden, gezondheid en veiligheid van de werknemers, geen kinderarbeid toestaan, en eerlijke werktijden en beloning garanderen.
Wederkerigheid bij inkooprelatie
De rechter vindt dus dat wanneer je als afnemer zulke eisen stelt, je ook zelf het goede voorbeeld moet geven. Er geldt dus wederkerigheid voor de inkooprelatie. Dit is een ontwikkeling die we steeds vaker gaan zien. Wat hierbij helpt, is dat we van een overvloedmarkt naar een schaarstemarkt zijn gegaan voor de leveranciers. Dat maakt het gemakkelijker voor leveranciers in lagelonenlanden om voor zichzelf op te komen.
Wat op je website staat, telt
Leontien Hasselman-Plugge van ImpactBuying over deze uitspraak: “De boete die G-star krijgt, is nog niet bepaald. Maar ze laat wel zien dat je bedrijven niet meer zomaar van alles kunnen roepen over dat ze duurzaam en verantwoord ondernemen belangrijk vinden. Ze moeten het ook toepassen, ook in hun inkoopvoorwaarden en in de samenwerkingsverbanden die ze zijn aangegaan. Dat betekent een aardverschuiving.”
Hasselman-Plugge vervolgt: “Duurzaamheidscommunicatie was lange tijd ‘nice to have’ en hooguit een inspanningsverplichting. Vaak mooi geformuleerd, in een glossy magazine of flashy website. Gaandeweg kwamen er meer meetbare indicatoren, op sociaal, milieu en bestuurlijk vlak (ESG).”
Tijd van ‘window dressing’ is voorbij
De komende jaren komt er vanuit Europa veel meer regelgeving om duurzaamheidsrapportages minder vrijblijvend te maken, maar met deze uitspraak betekent bedrijven nu al niet meer wegkomen met ‘window dressing’.
“We zien bij onze klanten, zoals grote supermarkten, dat dit echt aan het veranderen is. Er is meer besef van wat er in de hele keten gebeurt, daardoor maken ze andere inkoopbeslissingen. Het gaat niet langer om het mooie verhaal, maar om het eerlijke verhaal. Wat kun je niet alleen beloven, maar ook echt waarmaken? Dat is precies wat de wereld nodig heeft”, aldus Hasselman-Plugge.